Je moet er wat voor over hebben…

26 januari 2018 - Kigoma, Tanzania

Hey lieve lezers! Wat gaat de tijd toch snel. Ik ben alweer drie maanden niet in Nederland. We hebben het hier in Rubya nog erg naar ons zin. Na drie weken op de kinderafdeling, sta ik nu op de maternity en labour ward. Hier liggen zieke zwangeren en worden bevallingen begeleid. Ik heb al een aantal keer mogen assisteren bij een keizersnede, maar hierover meer in een ander blog.

De heenweg: traag maar gestaag.
Afgelopen weekend zijn we met een groep van 8 naar Kigoma en Gombe National Park geweest. Allemaal leden van cogroep 188, dus zeker gezellig!
We vertrokken vrijdagochtend om 7:00. We hadden een taxi geregeld voor zes personen (twee kwamen via een andere weg), zodat we meer beenruimte zouden hebben en hopelijk ook sneller zouden gaan. Het was ons bekend dat de weg naar Kigoma (langs de grens van Burundi) slecht zou zijn, maar toch vertrokken we met goede moed. Al snel begon het gehobbel over zeer slechte stukken weg. Er wordt wel aan een betere weg gewerkt, maar deze is nog niet in gebruik. Dat is aardig frustrerend kan ik je vertellen. Terwijl we met 20km/h over een onverharde weg hobbelden, reden we op enkele meters langs een spiksplinternieuwe weg waar we niet op mochten.
Na een aantal uur kwamen we tot de conclusie dat de taxi zeker niet sneller was dan de bus. We bleken zelfs nog langzamer te gaan! Alle politiecontroles hielpen ook niet echt mee. Zes blanke vrouwen in de auto trekt ook wel de aandacht. Met grote geweren en jassen die ons deden denken aan WO II stonden ze langs de weg en hielden ze ons aan, op zoek naar iets waar ze ons een boete voor konden geven. De chauffeur kreeg een boete voor het hebben van een te oude brandblusser. Hij zou ook een boete hebben gekregen voor het feit dat wij geen gordels droegen, als wij daar geen stokje voor gestoken hadden. Met moeite haalden wij de zeer verouderde gordels tevoorschijn en hielden die met onze handen op zijn plaats (een echt kliksysteem voor de gordel ontbrak vaak). Bij Maike trok de agent nog een aantal keren aan de gordel om te kijken of hij echt vast zat. Zo onopvallend mogelijk hield zij de gordel met haar hand vast. We spraken vriendelijk een paar woorden Swahili en wensten de agenten in kwestie een goede werkdag. Opeens konden we doorrijden. Bij elke politiecontrole (en dat waren er wat) deden we het zo: nepriemen om, vriendelijk lachen en Swahili praten. Meestal was dit genoeg. De platte band aan het einde van de dag, maakte de reis alleen maar langer, maar “je moet er wat voor over hebben”. Na 13 uur rijden, kwamen we in het donker aan bij ons privéhuis dat we met z’n achten hadden gehuurd. Een hele leuke plek (hoewel we dat in het donker nog niet helemaal konden zien). Het huisje deed me een beetje denken aan een “huisje” voor een familieweekend, met Europese inrichting en al.

Gombe: OEH OEH!
We waren niet zomaar helemaal naar Kigoma afgereisd. Onze bestemming: Gombe National Park. Dit is het park waar Jane Goodall haar onderzoek naar chimpansees is gestart en dit is nog steeds een van de plekken waar chimpansees in het wild leven.
Om 6:00 uur ’s ochtends vertrok onze motorboot vanaf een strandje dichtbij ons huis. Het was pikke donker en het miezerde een beetje, maar via een bosweggetje en met behulp van zaklampen wisten we de boot te vinden. Het had die nacht hard geregend en geonweerd en het water was nog erg wild. In het donker op zo’n wiebelende boot was wel even spannend, maar na een uurtje begon het langzaam licht te worden en konden we iets beter zien waar we voeren. Officieel zou de boot er 2 uur over doen, maar ook hier hadden we blijkbaar de langzame variant gekozen. Na drie uur varen op wild water, kwamen we (helemaal gaar) aan in Gombe. “Je moest er wat voor over hebben”.

Met z’n achten begonnen we aan de trekking, op zoek naar chimpansees. ’s Ochtends vroeg was er al een ‘tracker’ op pad gegaan om chimpansees te spotten. Na een klim de berg op, probeerde onze gids contact te maken met de ‘tracker’. “OEH!” schreeuwde hij. “OEH!”, schreeuwde de tracker terug. Dit was geen goed teken. “OEH OEH” betekent ‘ik heb de chimpansees. Één “OEH” betekent ‘ik heb geen chimpansees’. Onze gidsen besloten ons tijdelijk achter te laten en zelf op zoek te gaan. Terwijl we nog maar wat eten naar binnen werkten, hoorden wij zo nu en dan geOEH naar elkaar. Opeens hoorde wat we wilden horen “OEH OEH”!! Yes, ze waren gevonden. Een gids was binnen de kortste keer weer terug bij ons en leidde ons de weg weer terug naar beneden richting de chimpansees. Met een aardige snelheid daalden we af en vervolgden we onze weg door de jungle. Het was niet gewoon wandelen, maar het werd klimmen en klauteren. Onder bomen door, tussen lianen door en vooral opletten dat je niet uitglijd. Chimpansees zitten niet aan de grond geplakt en dus heb je ze niet één, twee, drie gevonden. Waren we net beneden, waren ze weer eens stukje omhoog gegaan. Na ik denk zo’n twee uur hiken, bereikten we eindelijk de chimps. “Je moet er wat voor over hebben”.
Wat waren ze leuk! Het waren twee ouderen en één kleintje. Vooral een van de kleintjes was heel actief en liet ons al zijn trucjes zien. Ondertussen zaten de twee ouderen elkaar uitgebreid te vlooien.
Chimpansees kunnen makkelijk ziek worden van mensen, ze krijgen voornamelijk de griep. Daarom moesten wij allemaal mondkapjes op doen als we bij ze in de buurt kwamen. Een grappig gezicht.

Ik denk dat we een klein uurtje naar alle activiteiten van de chimps hebben gekeken. Toen iedereen voldaan was vervolgden we onze trekking door de jungle. Op weg naar een waterval, zagen we plots nog twee chimpansees! Een moeder en haar jong. Opnieuw heel leuk om te zien. Het werd nog een mooie en soms ook uitdagende wandeling (veel glijden naar beneden) door de jungle. Nadat we in het basiskamp geluncht hadden, vertrokken we met de boot weer naar ons huisje nabij Kigoma. Dit was opnieuw drie uur met de boot. Gelukkig was het water totaal gekalmeerd en was het weer wat beter geworden. Het uitzicht vanaf de boot was erg mooi, maar de dag was zo vermoeid geweest dat menigeen zijn ogen toch niet open kon houden. Opnieuw “moesten we er wat voor over hebben”.

Zondag, rustdag.
Zondag was het plan om eens lekker rustig aan te gaan doen. We hadden al onze hoop gevestigd op beter weer dan de dag ervoor, zodat we een dagje strand konden doen. En we hadden geluk hoor! Het was een hele zonnige dag, zonder een spatje regen. Met ons eigen privéstrandje konden we ons zeker vermaken. We konden zelfs een korte broek aan (wat wel erg meehielp met het vakantiegevoel). Het water was super helder en heerlijk om een duik te nemen. Een korte wandeling in de omgeving was ook de moeite waard. Wat een mooie uitzichten en veel lieve aapjes rondom ons huis. Daarnaast is er ook een fantastisch uitzichtpunt dat tegelijkertijd een plek is om te  bbq’en. Samen met Esmee, Maike en Bob ben ik in de middag naar Kigoma gegaan om inkopen te gaan doen. Onze fijne taxichauffeur reed ons overal naartoe. Langs verschillende markten en kleine winkeltjes verzamelden we alle boodschappen bij elkaar.
Net voor een mooie zonsondergang kwamen we weer aan bij ons huis. “Zebra’s!” riep iemand. Net voor de ingang van het terrein stonden vier zebra’s rustig te staan. We moesten vooral zachtjes doen en niet te dichtbij komen, anders waren ze zo weer weg.  Wat mooi om ze van zo dichtbij te kunnen zien! Later die avond, na veel hakken, snijden en andere voorbereidingen, kond de BBQ beginnen. Het werd een heerlijke, uitgebreide BBQ bij het (niet zo romantische) licht van zaklampen.

De weg terug: hoeveel autopech kun je hebben?
En dan hebben we de weg terug… Ik zou willen vertellen dat dit allemaal probleemloos verliep en we voor het donker in Rubya aankwamen. Helaas verliep het net even anders.
Om 6:00 uur zouden we vertrekken, maar dit werd natuurlijk op z’n Afrikaans 6:30 uur. Dit keer zaten we met z’n vieren (Luca, Max, Marthe en ik) in dezelfde taxi die ons vrijdag in traag tempo en met ‘slechts’ één lekke band naar Kigoma had gebracht.
De eerste uren verliepen heel voorspoedig. Hij reed veel beter door en we kregen de hoop dat we op tijd thuis zouden zijn. Helaas kregen we plots een klapband rechts voor. De band lag totaal aan gort, maar gelukkig hadden we een reserveband en konden we relatief snel door. Na een uurtje rijden stonden we stil in the middle of nowhere… Nee hè, de benzine was op! Ligt gefrustreerd (dit zag je toch aankomen!!) wachtten we in de auto totdat de bestuurders (ze waren met z’n tweeën)  in een dorpje verderop wat fuel hadden gehaald, waarna we weer konden vertrekken. De politie zat ons iets minder op de hielen dan tijdens de heenweg, maar het feit dat we geen reserverband hadden werd snel opgemerkt en weer werden we tot stilstaan gemaand. Na veel gepraat kwam de chauffeur gelukkig wel onder een nieuwe boete uit. Geen reserveband hebben bleek inderdaad niet zo handig. Onze rechter voorband leek het te gaan begeven. We stopten opnieuw en er werd een verwoede poging gedaan om met een fietspomp de band op te pompen. Wij keken stomverbaasd toe. Dit had toch totaal geen zin? Dat had het inderdaad niet. Na 10 minuten rijden met deze ‘opgepompte band’ stonden we (120 km voor onze eindbestemming) opnieuw stil in the middle of nowhere. Bekeken door een groep dorpelingen (volwassenen en kinderen) wachtten we maar en wachtten we maar. Waar moesten we een band vandaan halen? Een van de chauffeurs besloot op zoek te gaan in het dichtstbijzijnde plaatsje(20 km verderop). Ondertussen stond onze auto op één krik en begonnen het hard te regenen en te onweren. We zaten in een metalen voortuig, verbonden met de grond met een krik en het onweerde heel dichtbij (geen tijd tussen flits en onweer). Niet echt de ideale situatie en we waren in dubio of we de auto moesten verlaten of niet, in verband met inslaggevaar. Het regende echter zo hard dat er modderstromen langs de auto stroomden en naar buiten gaan niet heel aantrekkelijk was. Door de seconden te tellen tussen flits en onweer kwamen we tot de conclusie dat het onweer weg trok en we veilig waren.

Na uren wachten werd het donker en stonden we nog steeds op dezelfde plek. De achtergebleven chauffeur was zo wanhopig dat hij zelfs een stukje met de lekke band heeft geprobeerd te rijden! We hoorden de auto kraken en zeiden dat hij moest stoppen. Dit had geen zin en dat zag hij eigenlijk ook wel in. Rond 20:30 uur (om 15:00 uur waren we gestrand), was daar plots de andere chauffeur weer met een nieuwe band. Ondertussen hadden wij het vertrouwen al verloren en was iemand anders op weg om ons op te halen. Toen we deze nieuwe chauffeur eindelijk hadden gevonden konden we de laatste 120km van onze reis voortzetten. Om 0:15 uur waren we in Biharamulo. Naar Rubya komen lukte absoluut niet meer (het is gevaarlijk om in het donker te rijden in verband met de kans op overvallen), dus sliepen we nog een nacht in Biharamulo. Wat was dit een vermoeiende dag! 389 km in 18 uur. Dat moet een record zijn! Maar… het was toch een geslaagd weekend en “daar moet je wat voor over hebben”.

1 Reactie

  1. Jesca:
    26 januari 2018
    Wow... Wat maak je toch van alles mee. Ik vind ook de Afrikaanse manier van dingen oplossen grappig om te lezen: een fietspomp voor een autoband, hoe verzin je het :P Wel fijn om te lezen dat het de moeite waard was. Denk maar aan deze quote dat ik vroeger vaak te horen kreeg: All good things take time! Groetje uit Nederland van Jesca & Erik.