A flying doctor, just for three days.

15 maart 2018 - Arusha, Tanzania

Deze week was het zover. Marthe en ik zijn mee geweest met de Flying Medical Service (FMS)! FMS is een non-profit organisatie die zorg biedt aan mensen in afgelegen gebieden in Tanzania. Dit zijn voornamelijk Masaai. Dagelijks organiseren zij outreaches om deze mensen te helpen.
We mochten mee op de driedaagse outreach. Dit hadden we al 1,5 jaar geleden aangevraagd en we hadden dus genoeg tijd gehad om ons hier heel erg op te verheugen!
Het kleine vliegtuigje waar we mee vlogen, is officieel bedoeld voor zes personen, maar door alle (medische) bagage die we bij ons hadden, bleven er slechts vier stoelen vrij. Samen met de piloot en een clinical officer (soort dokter na 3 jaar opleiding), gingen we op weg.
Elke dag zouden we twee klinieken bezoeken. De taakverdeling is daar als volgt: de piloot vaccineert de kinderen, de clinical officer onderzoekt zieke patiënten (veelal met pneumonie en urineweginfectie) en Marthe en ik onderzoeken de zwangere vrouwen. Voor 2000 shilling (minder dan 1 euro) kunnen de vrouwen een medische zwangerschapskaart kopen en daarmee kopen zij toegang tot twee wekelijkse controles door FMS. De meeste Masaai kunnen geen Swahili. Dit maakte het soms wel lastig. Meestal probeerden we een vrouw te vinden die wel Swahili kon, zodat zij voor ons kon vertalen. Deze dagen waren we dus niet meer blij als iemand Engels kon (zoals in het ziekenhuis), maar was het al een hele verademing als iemand Swahili kon en we de basale vragen (“voel je jouw kind goed bewegen?) konden stellen.  We vulden de zwangerschapskaart in (bloeddruk,  resultaten van buikonderzoek, etc)  en gaven  ijzer, foliumzuur  en zo nodig malariaprofylaxe mee. Als laatste vertelden we hen wanneer ze weer terug moesten komen voor controle.
De klinieken die we bezochten waren niet meer dan rieten hutjes met rieten onderzoekstafeltjes. Soms waren de kieren dicht geplamuurd met modder, soms was dit niet zo. Het hele dorp kon in zo’n geval meekijken door de kieren van het hutje heen. Op onze eerste dag bezochten we meteen de drukste kliniek. Groepen vrouwen stonden te dringen voor de deur, die uit niets anders bestond dan een lapje stof (door de vrouwen zelf opgehangen). Door met een krukje voor deze ‘deur’ te gaan zitten, probeerden we te voorkomen dat onze onderzoekskamer binnen enkele seconden volstroomde met tientallen vrouwen, die niet op hun beurt konden wachten. Het werd natuurlijk  als snel heet in ons kleine hutje en na 44 vrouwen onderzoeken waren we er dan ook wel klaar mee. De rest van de klinieken waren gelukkig een stuk rustiger. In één van de klinieken leken we eerste helemaal niks te kunnen gaan doen, omdat het onderzoeksbed (dat ooit bestond uit een verzameling aan elkaar geknoopte takken) kapot was. Toen de mensen merkten dat wij niks konden doen zonder bed, besloten een aantal assertieve vrouwen het bed eigenhandig te repareren. Het resultaat was een bed dat voldeed, maar met z’n tweeën op zo’n bed zitten zou ik niet aanraden. Waarschijnlijk zou het zijn ingestort.

Vliegen!
En dan hebben we natuurlijk het niet onbelangrijke feit dat we niet gewoon met de auto naar deze klinieken reden. Dat maakte het zo uniek! Heel bijzonder om in zo’n klein vliegtuigje van de ene naar de andere plek in de middle of nowhere te vliegen. Bij elke nieuwe kliniek waar we aankwamen vroegen we ons af: “wonen hier mensen?”. Behalve ons hutje, was er vaak geen huis te bekennen. Dat was ook de reden dat we nooit in één keer op de airstrip landden, maar altijd een keer laag langs de grond vlogen om daarna weer op te stijgen en nog een rondje te cirkelen in de lucht. Zo konden we de mensen in de omgeving laten zien dat we er waren. Mensen liepen soms  wel één uur om bij ons te komen. Heel bijzonder.  In het geval van regen (wat dinsdag het geval was), kwamen er daardoor ook minder mensen bij ons langs. Lopen in de regen doen ze gewoon liever niet.

We vlogen over grote stukken afgelegen land en hadden ondertussen bijna een soort tweede safari (over onze echte safari moet ik nog een blog schrijven). Grote groepen gnoes, zebra’s en zelfs olifanten schrokken van de motor van het vliegtuig en renden in paniek weg. Onze piloot vond dit fantastisch en dus vlogen wij vaak laag over deze grote groepen dieren of maakte we een extra rondje om die groep olifanten of giraffen nog net wat beter te kunnen bekijken. Wat was dat leuk!
De laatste dag hebben Marthe en ik allebei zelf ook een stukje mogen vliegen! Dat was heel leuk om een keer te proberen! Wel lastig met de turbulentie om het vliegtuig mooi recht te houden en niet te veel te laten schudden. Onze piloot kon het in ieder geval een stuk beter, haha.
Het nadeel van vliegen is dat je een goede airstrip nodig hebt om te landen. Op woensdag konden we bij een kliniek niet landen omdat er twee ezels op de landingsbaan stonden! Super onhandig! Twee keer zijn wij laag over ze heen gevlogen om ze weg te jagen, maar zonder effect. Ondertussen stonden er wel mensen toe te kijken, maar niemand ondernam wat. De piloot moest toen helaas tot de conclusie komen dat we er niet konden landen en deze kliniek vandaag over moesten slaan. Niet alleen jammer voor ons, maar ook jammer voor de mensen die op ons hadden gerekend en misschien wel een uur hadden gelopen om ons te bezoeken. Over twee weken hebben ze weer een kans.

De Masaai.
Een ander uniek onderdeel van deze drie dagen, was het feit dat we de Masaai cultuur van dichtbij mochten meemaken. Over het algemeen waren de mensen maar al te nieuwsgierig naar ons en hadden we naast patiënten ook vaak een hoop pottenkijkers rondom de kliniek staan. We waren zelf natuurlijk ook erg nieuwsgierig naar hun kledingstijl, de traditionele littekens, de grote gaten in hun uitgerekte oren en al die gekleurde oorbellen en kettingen. Tijdens onze laatste dag kwam een groep Masaai mannen op ons af. Een van hen wilde wel met mij trouwen en ons zijn dorp laten zien.  Dat eerste vond ik niet zo’n goed idee, dat laatste wel. En dus hebben wij van hem een rondleiding gekregen door zijn dorpje. Heel speciaal. Vrouwen en kinderen vonden ons maar eng en veel van hen verdwenen in de deuropeningen van hun hutjes toen wij voorbij kwamen.

Missionarissen en de lokale pub.
Vanuit Arusha was het 30 minuten vliegen naar onze uitvalsbasis voor deze drie dagen, waar we twee nachten hebben verbleven. Deze uitvalsbasis is van missionarissen en ligt ergens ten zuiden van Arusha in een afgelegen dorpje. Op het moment dat wij er waren was er één missionaris uit Indonesië en één uit Zwitserland. Hele aardige, gastvrije mensen. Al het eten (allemaal heel basic, maar prima) werd voor ons verzorgt door de missie. De lunch namen we mee en nuttigden we onder de vleugel van ons vliegtuig (omdat hier schaduw is).
Elke avond werd er voor ons gekookt en aten we gezamenlijk aan tafel. Na het eten speelden we met z’n allen een fanatiek potje UNO. Erg gezellig dus. Omdat we pas om 20:00 uur aten, gingen we voorafgaand aan het eten altijd nog naar de pub met de piloot en de clinical officer. Ik had totaal niet verwacht dat er in dit kleine dorpje een pub zou zijn, maar die was er dus wel en hij was nog behoorlijk groot ook. Hier genoten we twee avonden van een of meerdere lekkere lokale biertjes, Tanzaniaanse muziek en alvast wat eten om de ergste honger te stillen.

Al met al was dit een hele bijzondere ervaring! Als ik dit typ zijn we net aangekomen in Moshi. Ik zit hier op een terras met een mooi uitzicht op de Kilimanjaro. Ons plan is om hier nog even te blijven en daarna richting Lushoto te gaan. Hier willen we een trekking gaan doen in de Usambara mountains. We eindigen met een weekje op Zanzibar en houden onze fingers crossed dat we de komende weken niet te veel regen zullen hebben. Het regenseizoen is namelijk alweer begonnen.
Ik zal binnenkort nog een stukje schrijven over onze safari van vorige week, want die was ook het vermelden waard! Weer bedankt voor het lezen en tot snel!